zomerbuien door Daan Heerma van Voss #6 & 7 Een fantasie
Het is het eervolste verzoek waartoe een mens in staat is: Wil jij de taak op je nemen
Het was een jaar geleden. We lagen op bed. Ze droeg een van mijn
schilderoverhemden. We dronken sap en aten ovenbrood. In de straat toeterden auto’s. Buren
maakten ruzie en wij lachten erom. Ik herinner me het geluid nog, eerst de boosheid van de
Het was een uitnodiging, geen verzoek.
Je had nee kunnen zeggen. Maar je was te laf om me af te wijzen.
De ellende begon ermee dat je een naam had. Een gewone naam, als ieder ander. Je
Het is onvergeeflijk dat ze haar rol niet goed heeft vervuld.
Ik ben vol genade. Toch blijf je me op de proef stellen.
Het werd steeds moeilijker haar te zien zoals ze behoorde te zijn, en niet zoals ze zich
in werkelijkheid gedroeg: verwend, teleurgesteld en saai. Ze brak onze afspraak. Ze weigerde
mijn fantasie te zijn. Ze liet me in de steek.
Fantasie verloor het van voorspelbaarheid. Je verveelde je snel. Alleen verwende
krengen vervelen zich zo snel. Je belde me op vanaf je werk, iedere avond was je vrij en
beschikbaar, je stuurde me te lieve berichten. Je had mij nodig. Je hebt mij nodig. Geen nood.
Ik laat jou niet in de steek. Ik kom je redden. Ik kom je halen.
Het weer is instabiel, al dagen. Klamme hitte afgestraft door hoosbuien. Ik ben altijd te
zomers gekleed. Ik schuil onder een pui, maar de regen valt te schuin. Mijn handen glimmen.
Ze zijn van plastic. Ik stap verder de stoep op. Ik roep een taxi, houd hem staande, roepend,
zoals ik in films heb gezien. De eerste taxi vliegt voorbij en snijdt waterplassen doormidden.
De stad is zwart. Overal wolken. Ze lijken steeds verder te zakken, zich over ons heen
Nooit nuchter de regen in. Dat heb ik jou ooit geleerd, al weigerde je het aan te nemen.
Je bloedvaten vernauwen zich en weigeren de kou te voelen. Onkwetsbaarheid, even maar, in
ruil voor hoofdpijn de volgende dag. Maar er is geen volgende dag. Alleen vandaag. Alleen zij
Ik haal mijn heupfles uit mijn binnenzak. Whisky, de goedkope soort, de enige soort.
Ik antwoord de chauffeur. Hij kijkt me lang aan.
Ik herken de route. De gevels zijn donker, maar ik vind de weg. De gehele stad is als
een grootse donkere kamer, maar toch zie ik de omtrekken van een stoel, een bed, een
sportwinkel: mijn ogen zijn gewend aan het zwart.
Ik zie je voor me. Je haar ligt over je schouders. Je ligt in bed. We drinken ochtendsap.
Je valt in slaap. Je leest. Je denkt aan mij, al weet je het misschien nog niet.
Ze heeft me uit haar huis gezet, enkele weken heb ik er gewoond. Ik keek graag naar
hoe ze sliep, ik hoor nog altijd haar nachtgeluiden. Het was geen snurken wat ze deed, ze
ademde snel en kort, nerveus, zoals kleine vogels zingen.
Ik weet dat je me mist. Het kan niet anders dan dat je niet zonder me kan.
De chauffeur zet muziek op. Ik vraag om andere. Hij kijkt me weer lang aan, nu via de
spiegel. De radio gaat uit. Ik hoor zijn ademhaling, en het zachte geluid van de motor. We
komen in de buurt. Langs het park waar we liepen, en van waar ik bij je naar binnen kon
kijken. Je slaapkamer. Het licht dat je lang aan liet, zelfs als je je verkleedde. Je deed alles
Zou je nog wakker zijn, zou je op dit moment naar buiten kijken? Wacht je op me?
Ik vraag de chauffeur me op de hoek af te zetten. Ik geef hem een fooi, groot genoeg,
klein genoeg: middelmaat, hij mag zich mijn gezicht niet herinneren. De stad kijkt door mij
heen. De regen houdt aan, ik stap een telefooncel in. Onder de halogeenlamp voel ik me
kwetsbaar, ik sta in de enige verlichte baan van Amsterdam: iedereen kan me zien. Ik hoor
mezelf slikken. Ik ken je nummer nog. Je zult opnemen. Je ziet dat ik het ben en je neemt op.
De stem van het apparaat weigert te veranderen in die van jou. Nog een keer, hij blijft
Ik hang op en stap naar buiten. Zwarte regen gaat door de goten, de straten stromen
Ik herken je voordeur, je blauwe fiets met het witte zadel.
Mijn muts, ook uit mijn binnenzak. Mijn bril, ik wil niets missen. Je ziet me niet. Ik
Ze beweegt door de kamers van haar huis. Ze draagt een overhemd. Mijn overhemd. Mijn
Ik sta aan de overkant. Om de paar minuten wordt ergens een licht uitgeknipt. Wat
overblijft is een burcht van zwart steen, die zich links en rechts van mij opricht, en steeds
groter en dreigender wordt. De stad ademt.
Ze zet de televisie aan, maar snel weer uit. Ze is rusteloos.
Ik stel je gerust. Alles komt goed. Niets zit je op de hielen. We zijn alleen. Niemand
Ha. Ha. Het geluid dat mijn mond uit komt houdt het midden tussen een lach en de
uitroep na een ontdekking. Er is blijdschap: nu haat ik jou, autonoom en zonder hulp, en heb
jij er geen weet van! Ik moet wel, om iets van wat wij hadden en leken te zijn, te bewaren,
onverschilligheid is het einde van de liefde, het zwartste gat, het gezwel, niet haat, nee, niet
haat, dat is een even modieus als onzinnig misverstand, precies het soort gemakzucht waar jij
voor zou vallen. Jouw onverschilligheid, de lege vastberadenheid waarmee je van de ene
kamer naar de andere schuift, geblinddoekt en doofstom door het leven, ik probeer deze te
verstikken met woede. Dat is mijn zoenoffer. En jij, wanneer je me in de ogen kijkt, zult
denken dat het liefde is. Wat een grap! Ik lach, hardop maar steeds zachter.
Ik kan je helpen. In ruil hiervoor doe jij hetzelfde voor mij. Ik ben moe van alle
anderen. Ik wil stoppen met nadenken. Ik wil geholpen worden. Je bent de enige sjamaan die
me nooit met tegenzin heeft ontvangen. Citalopram, sertraline, melleril, het zijn als de
verjaarde koosnaampjes voor ex-vriendinnen. Bij jou kon ik ongeneeslijk zijn, en toch
De regen zwelt weer aan, ik hoor mijn stappen niet, ik spring over een plas heen.
Nog een slok uit mijn binnenzak. Een steek van hoofdpijn, een vlaag van fel licht, midden in
mijn schedel. Ik moet mijn ogen dichtdoen, tot ik ook met gesloten ogen de regen zie. De pijn
Ik heb je gevonden. Als je vlucht vind ik je opnieuw. Liefde is elkaar voortdurend
kwijtraken en hervinden, soms door verlangen, meestal door wilskracht.
Je naam. Ik doe alsof het een andere is — de naam van mijn fantasie.
Ik praat in de intercom. Ik leg mijn vinger op de bel, blijf bellen. Waarom zeg je zo weinig
terug? En waarom is wat je zegt zo voorspelbaar?
Ik blijf. Ik weet dat je wil dat ik blijf.
Ik ga met mijn vinger langs de bel van de andere bewoners. Lichten gaan aan, ramen
gaan open, ik stap weg, mensen roepen maar zien me niet. Nee, ze kunnen me niet gezien
hebben. Ik ben onzichtbaar. Ik ben hier nooit geweest. Als mensen ernaar gevraagd wordt
zullen ze dat antwoorden: hij is hier nooit geweest.
De intercom praat terug. Het lijkt jouw stem te zijn. Je bent onrustig. Maar ik ben er.
Je hoeft je niet meer te verstoppen. Ik ben hier. Ren naar me toe.
Ben je goed geweest? Heb je je gedragen zoals mijn fantasie zich zou gedragen? Heb
je aan me gedacht terwijl je naast anderen wakker werd, toen je nieuwe man je kleren uittrok
Ik wil je niet straffen, maar je laat me geen keus. Niemand laat me nog enige keus.
Ze is niet tevreden. Ze is onhebbelijk. Onredelijk. Ze begrijpt het niet.
Waarom zie je niet in dat we elkaar gemist hebben?
Je gaat me zeggen dat je van me houdt, en dat je blij bent dat ik er weer ben. Ik zal
zeggen dat ik gek op je ben, en dat ik nooit weg had moeten gaan. We zullen elkaar vergeven,
ik zal weer opmerken hoe lief je kunt zijn, jij ziet mijn oprechtheid, er zal geen twijfel meer
zijn. We drinken thee, en restjes kip, aardappels, wat maar op het fornuis staat. Muziek: een
langspeelplaat, geen cd. Film: Amerikaans, oppervlakkig, niets Europees, God nee, wat haten
we de cinema. Wat konden wij samen de dingen haten.
Ik zeg dingen die ik absoluut meen, al is het maar voor even. Als ik binnen ben zal ik
alles herstellen. Wij zijn elkaars genade, dat kunnen we zijn, we moeten alleen ons best doen,
nog één keer, we hebben niets te verliezen.
Met een brom en een klik springt de deur open. Ze komt me wat tegemoet, ze staat
halverwege de trap. Ze vraagt me wat er is.
Ik zeg dat er niets is, helemaal niets. Dat ik je gevonden heb. Ik merk dat ik fluister. En
Ze kijkt me in de ogen. Ze schrikt. Bij elke stap die ik naar voren doe, doet zij er twee
Tot in de lengte der dagen zal ik je beloftes doen die ik nooit zal nakomen.
Ik ben er weer. En je laat me nooit meer gaan. http://dorst.vpro.nl
Spring 2001 • Volume 6, Issue 1 THE MDS NEWS The Newsletter of The Myelodysplastic Syndromes Foundation From the Guest years, whereas those with lower risk can expect tosurvive for several years, even without treatment. Editor’s Desk Once the prognostic grouping is determined, thetreatment plan is developed. Relatively low intensity Elihu H. Estey, MD treatments are recomm
Alternative Cosmology Group Press Advisory July 9, 2009 For immediate release Press contacts: Eric Lerner 908-898-1048 elerner@lawrencevilleplasmaphysics.com Richard Lieu 256-226-7225 richardlieuuah@gmail.com Growing mass of evidence challenges “concordance cosmology” but elicits no response. Why the Silence? In the past year, but particularly in the past three months, a gro